Eerder schreef mijn collega Sjoerd de Jong al over de kapitalisatie van toekomstige schade. Op basis van twee uitspraken bleek toen dat de berekeningswijze van de kapitalisatie van toekomstige schade werd afgestemd op onder andere de lage rente. Het te vergoeden bedrag voor toekomstige schade viel daardoor veel hoger uit.
Deze blog over kapitalisatie van toekomstige schade kunt u teruglezen door op de volgende link te klikken. In deze blog ga ik in op de recente ontwikkelingen van de kapitalisatie van toekomstige schade, in het bijzonder op een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 augustus 2021.
Bij letselschadezaken komt het vaak voor dat een dossier wordt afgewikkeld terwijl een benadeelde nog steeds schade lijdt en nog zal lijden. De benadeelde ontvangt dan een geldbedrag waarin ook de toekomstige schade is meegenomen. Een voorbeeld van deze toekomstige schade kan zijn, gemist loon. Stel dat het duidelijk is dat iemand door het ongeval minder loon ontvangt dan hij zonder ongeval had ontvangen. In dat geval krijgt het slachtoffer vaak ineens een som geld waarvan hij het maandelijks tekort tot aan pensioenleeftijd kan aanvullen.
Aan het in één keer ontvangen van een som geld in plaats van maandelijks via een normale salarisbetaling, kleven financiële voor- en nadelen. Aan de ene kant kan het slachtoffer voordeel hebben omdat hij rendement (rente) kan ontvangen door het ‘stallen’ van het geld op een spaarrekening of spaardeposito. Aan de andere kant krijgt het slachtoffer ook te maken met inflatie. De grote som geld wordt, naarmate tijd verstrijkt, meer of minder waard.
Het rekening houden met toekomstig rendement en inflatie wordt kapitalisatie genoemd. Voor een uitgebreide toelichting en de mogelijke gevolgen van het hanteren van verschillende uitgangspunten voor kapitalisatie, verwijs ik naar de eerdere blog over kapitalisatie van toekomstige schade van Sjoerd de Jong.
Mijn collega nam in zijn blog over kapitalisatie van toekomstige schade al een voorschot op een richting die de rechtspraak mogelijk zou gaan volgen. Deze richting is dat het gehanteerde percentage voor met name het rendement, flink zou dalen en aansluiting zou zoeken bij de conceptrichtlijn die in juli 2017 is uitgebracht door de Letselschade Raad. Deze richting is mede ingegeven door de realiteit dat rente op spaarrekeningen langzaamaan verdwijnt en bij bepaalde banken zelfs omslaat in negatieve rente. Het behalen van rendement op een grote som geld is dus niet zo vanzelfsprekend als dit vroeger was.
De richting die mijn collega voorzag, blijkt nu te zijn bevestigd. Inmiddels is de rechtspraak zelfs de conceptrichtlijn gepasseerd. In uitspraken van de rechtbank Den Haag en Noord-Holland in 2020 werden lagere rendementspercentages gehanteerd dan de conceptrichtlijn.[1]
Deze rechtspraak heeft geresulteerd in de Aanbeveling Rekenrente zoals deze onlangs is uitgebracht door het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton), het LOVCH (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Hoven) en de landelijke Expertgroep Personenschade. Deze aanbeveling heeft (zoals de naam al zegt) geen dwingende kracht. Het betreft een richtlijn die een rechter op mag volgen. In deze richtlijn zijn de percentages opgenomen zoals deze gehanteerd werden door de Rechtbank Den Haag en later bevestigd werden door de rechtbank Noord-Holland.
Ondanks dat de Aanbeveling Rekenrente geen dwingende kracht heeft, is het ons inziens een positieve ontwikkeling. Het geeft partijen meer duidelijkheid over de te hanteren uitgangspunten, wat een hoop discussie en vertraging kan voorkomen. Bovendien is onze ervaring dat rechters geneigd zijn om dergelijke aanbevelingen op te volgen. Dit werd ook onlangs bevestigd door de rechtbank Midden-Nederland:[2]
In deze uitspraak heeft de rechtbank Midden-Nederland aansluiting gezocht bij de Aanbeveling Rekenrente. Door de verzekeraar in deze kwestie werd betoogd dat de percentages zoals gehanteerd door de Rechtbank Den Haag (die ten grondslag liggen aan de Aanbeveling Rekenrente), niet redelijk zouden zijn. De verzekeraar komt hierbij zelfs met een eigen alternatieve wijze van berekenen.
De rechtbank Midden-Nederland geeft aan dat het uitgangspunt bij het bepalen van de percentages moet zijn dat het slachtoffer daadwerkelijk de toekomstschade kan dragen. Met andere woorden, dat als het slachtoffer periodiek aan zichzelf uitkeert uit de grote pot geld, hij dan niet op een bepaald moment te kort komt omdat er niet goed rekening is gehouden met inflatie en/of een te hoog rendement als uitgangspunt is genomen.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van de Aanbeveling Rekenrente en past deze toe. Mijns inziens bevestigt de rechtbank hiermee dat de Aanbeveling Rekenrente wel degelijk toegepast dient te worden bij de afwikkeling van letselschades, ook buiten de rechtbank.
Sjoerd de Jong benoemde al eerder in zijn blog over kapitalisatie van toekomstige schade dat een onjuiste kapitalisatie grote gevolgen kan hebben voor de hoogte van de schadevergoeding. Zoals uit bovengenoemde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland blijkt, proberen verzekeraars hierbij vaak andere uitgangspunten (percentages) voor de kapitalisatie te hanteren, zodat de schadevergoeding lager uitvalt. De komst van de Aanbeveling Rekenrente is in dit kader een belangrijke stap die duidelijkheid biedt aan slachtoffers en ook duidelijkheid zou moeten bieden aan verzekeraars. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bevestigt dat de rechtspraak de Aanbeveling Rekenrente toepast. Los van de vraag of de percentages van de Aanbeveling Rekenrente recht doen aan het huidige economische klimaat, is deze duidelijkheid in ieder geval een positieve ontwikkeling.
Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen over kapitalisatie van toekomstige schade en de recente ontwikkelingen hiervan? Neem dan contact op met Dennis Ruitenbeek.
[1] Rechtbank Den Haag 13 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4169 en Rechtbank Noord-Holland 25 november 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5308
[2] Niet gepubliceerd, te vinden via www.letselschademagazine.nl/2021/RBNNE-310821
Neem contact met ons op of vraag direct een gratis intakegesprek aan. U krijgt binnen één werkdag een reactie.